Hoeveel weten we wel niet, en van wie? (VersSpreken #9)
Podcast: Play in new window | Download | Embed
Hoeveel valt er te weten van God? Hoe openbaart Hij zich? Is Zijn onkenbaarheid de hoogste kennis die er over Hem te bezitten valt? Kun je met die kennis pochen? En wat kunnen niet-Christenen met die kennis? Deze en andere vragen komen aan bod in de extra lange aflevering van VersSpreken over een gedicht van Willem Jan Otten uit zijn bundel Gerichte gedichten, die in 2011 bij Uitgeverij Van Oorschot verscheen. Het gedicht staat onderaan deze post te lezen.
Het werd een zeer uitvoerig gesprek tussen VersSprekers Hélène Gelèns, Marianne Kalsbeek, Matthijs Ponte en Joost Baars. De theologie komt (natuurlijk) aan bod, maar ook Victor Kossakovsky, Martinus Nijhoff, Odysseus, Angelus Silesius, Augustinus en Jean-Paul Sartre passeren de revue. En het bidden, want is het gedicht wel een gebed?
KommaPunten zijn er over Victor Kossakovsky’s film Svyato (hier helaas slechts in ultrakorte samenvatting en zonder geluid te zien), Czesław Miłosz’ Verzamelde gedichten, literair internettijdschrift Narrative, uitgeverij Eloisa Cartonera, en de podcast Literaturfest.
Veel plezier bij het luisteren naar VersSpreken #9!
————————–
Hoeveel weet ik van u
Zoveel als het zoontje
dat ligt in het gedicht en wijst naar de wolken
weet van de dichter
die naast hem ligt
Zoveel als de peuter
die voor het eerst voor een spiegel staat
weet van de peuter
die daar voor hem staat
Zoveel als de veroordeelde
die in zijn celmuur klopsignalen hoort
weet van zijn buurman
Zoveel als de vrouw
die door de doptone het hartje niet hoort kloppen
weet van haar ongeborene
Zoveel als de oude koning
op de dag van zijn troonsafstand
weet van zijn liefste laatste dochter
die niet zegt wat hij horen wil
Zoveel als Penelope
op het punt staande zichzelf weg te geven
weet van de zwerende
onbekende zwerver aan haar hof
Zoveel als een explosievenzelfmoordenaar
in de metrocoupé
weet van het roodharige meisje met de koortslip
dat zijn oogopslag niet zoekt
Zoveel als de enige zoon
na het vallen van het mes
weet van de kermende vader
die hem leek te zullen kelen
Zoveel
en nog wel meer
heb ik van u geweten
Ik wist van u kortom heel veel
zij het altijd nog minder dan de kerkvader
toen die in zijn Belijdenisen schreef
dat als u tegenover hem kwam zitten
daar recht tegenover hem
hij u zou vragen wanneer u kwam.
– Willem Jan Otten, uit: ‘Gerichte gedichten’, Van Oorschot, 2011